Armoede vergroot gezondheidsverschillen
In Geron wordt in een eerder artikel (Smits e.a., 2021) uitgebreid beschreven hoe leven in armoede en de daaruit voortkomende chronische stress de gezondheid aantast. Op alle lijstjes scoren mensen die in armoede leven of schulden hebben slechter. Ze hebben vaker aandoeningen als diabetes, hart- en vaatziekten, obesitas en chronische longaandoeningen. Ze hebben ook vaker last van angststoornissen of depressies. De omvang van deze sociaaleconomische gezondheidsverschillen wordt vaak weergegeven in jaren. Mensen met alleen basisonderwijs of voorbereidend middelbaar onderwijs leven gemiddeld zes jaar korter dan mensen met een hbo- of universitaire opleiding. Het verschil in gezonde levensjaren is nog groter: vijftien jaar verschil (Smits e.a., 2021; CBS, 2017).
Deze kille cijfers krijgen bij een groepsgesprek in het Leefkringhuis een gezicht. Het Leefkringhuis is een inloopvoorziening met als doel op laagdrempelige wijze effectieve ondersteuning te bieden aan kwetsbare inwoners in Amsterdam-Noord. Daar vertellen Ingrid, Polina en Mavis over hun gezondheid.[1] Ze zijn alle drie klant van de voedselbank en hebben een keur aan aandoeningen en klachten. Ingrid heeft een hoge bloeddruk en lymfoedeem waardoor ze vocht vasthoudt. Ze is in veertien maanden 70 kilo aangekomen. Door de druk op haar benen, genezen wonden niet meer. Ze drukt zich plastisch uit. “Zodra je een wond hebt, worden het grote gaten.” Mavis heeft diabetes, hoge bloeddruk en chronische pijn. Die chronische pijn ontstond tijdens een ongeluk met een touringcar in 2014, toen ze met haar kerkgenootschap op reis was. Ze brak haar schouder en er scheurde een pees af. Het is nooit goed hersteld. Polina heeft een aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), is hypermobiel en heeft last van beklemde zenuwen in haar rug. Ze heeft ook uitstulpingen in haar dikke darm en een chronische longziekte (COPD). Alle drie kunnen zij niet werken door hun gezondheidsklachten.
Smits e.a. (2021) gaan in op de mechanismen onderliggend aan het verband tussen armoede en slechte gezondheid. Mensen met weinig geld leven vaker in een ongezonde omgeving. Denk aan schimmelwoningen of woningen naast wegen met uitlaatgassen en fijnstof. Ook zijn gezonde voeding of middelen die het leven gemakkelijker maken vaak te duur. Voor Ingrid, Polina en Mavis zijn het herkenbare factoren. Mavis heeft om de pijn in haar schouder te verzachten warmtepleisters nodig. Vanwege de hoge prijs vraagt zij haar kennissen deze in Duitsland te halen. En bij Ingrid was het verband tussen geldgebrek en slechte gezondheid nog veel directer. Van haar vakantiegeld had ze een nieuw koudschuim matras gekocht. Het bleek een vergissing, ze kon er niet op slapen. Omdat zij haar oude matras al had weggedaan is ze maar in de stoel gaan slapen, met slechte nachten tot gevolg. Toen is haar lymfoedeem ontstaan. Volgens haar is het slapen in de stoel de oorzaak.
Het allerbelangrijkste mechanisme dat Smits e.a. (2021) noemen is stress. Mensen met geldzorgen hebben vaker stress en dat ondermijnt de gezondheid. In hun onvolprezen boek Scarcity laten Mullainathan en Shafir (2013) zien waarom geldgebrek zoveel impact heeft. Zoals je bij lawaai moeite hebt je te concentreren, zo is het moeilijk om te plannen of vooruit te denken als je aan het overleven bent vanwege geldgebrek.
Zorginfarct
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen staan de laatste jaren hoger op de politieke agenda en dat is maar goed ook (Raad voor Volksgezondheid en Samenleving – RVS, 2020). Sociaaleconomische gezondheidsverschillen zijn niet alleen onrechtvaardig, maar hebben ook consequenties voor de te verwachten zorgtekorten als gevolg van de vergrijzing. De verwachte tekorten in de zorg kunnen op verschillende manieren worden geïllustreerd. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR, 2021) verwacht dat bij ongewijzigd beleid in 2050 een op de drie werkenden in de zorg moet werken om de toenemende vraag op te vangen. Een andere manier om naar het zorginfarct te kijken is door het tekort aan verpleeghuisplekken te onderzoeken. In het regiobeeld van de gemeente Amsterdam wordt de verwachting beschreven dat in 2040 een kleine tienduizend Amsterdammers verpleeghuiszorg nodig hebben, maar dat slechts voor één op de twee plek is (Amsterdam Vitaal en Gezond, 2023). Het is dus essentieel om te onderzoeken hoe ouderen langer thuis kunnen blijven wonen.
Gebrek aan hulpbronnen vergroot de kans op dementie
Om erachter te komen hoe je verhuizingen naar een verpleeghuis kunt voorkomen is het interessant om meer te weten over de populatie die gebruik maakt van verpleeghuiszorg. Het Amsterdam Health and Technology Institute heeft in 2025 op basis van microdata van het CBS de kenmerken onderzocht van mensen die in 2022 zijn opgenomen in een Amsterdams verpleeghuis. Daaruit blijkt dat mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum zijn oververtegenwoordigd.
Verrassend is het niet dat mensen met een lage socio-economische status vaker in het verpleeghuis komen te wonen. Jonathan Berg heeft met collega’s in 2024 een rapport opgesteld over de relatie tussen bestaansonzekerheid en dementie. Dementie komt ongeveer twee keer zo vaak voor bij mensen uit de laagste inkomensgroep. Bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond is dit zelfs drie keer zo vaak. Bestaansonzekerheid wordt gedefinieerd als “de toestand waarin het voor mensen door marginalisering ontbreekt aan de materiële, culturele en sociale hulpbronnen die nodig zijn voor goed leven (met dementie)”.[1] In het rapport van Berg e.a. (2024) wordt beschreven hoe een gebrek aan deze hulpbronnen, door indirecte mechanismen, leidt tot een hoger risico op dementie. Zo kan een gebrek aan materiële hulpbronnen (geld of goede huisvesting) leiden tot onder andere chronische stress en een ongezonde leefstijl. Deze factoren verhogen vervolgens de kans op dementie. Een gebrek aan sociale hulpbronnen kan de kans op sociaal isolement en eenzaamheid vergroten; beide zijn belangrijke risicofactoren voor dementie. Het gaat bij sociale hulpbronnen over de contacten die mensen hebben, de relaties die ze daaruit opbouwen en de hulp die ze elkaar aanbieden (Berg e.a., 2024).
Het beschikken over beperkte culturele hulpbronnen is ook een risicofactor voor dementie. Die hulpbronnen betreft de toerusting waarin iemand op de juiste manier zijn of haar vraag kan definiëren en de weg kan vinden in het zorgsysteem (Berg e.a., 2024). Ook gedefinieerd als gezondheidsvaardigheden of instantiekapitaal. Beperkte culturele hulpbronnen kunnen de toegang tot zorg- en welzijnsvoorzieningen bemoeilijken en daardoor de kans op latere diagnose en minder of later gebruik van zorg of ondersteuning vergroten.
Langer thuis met minder geldzorgen
Als we de risicofactoren kennen die de kans op het krijgen van dementie vergroten, dan zou dat in theorie kansen moeten bieden voor preventie. Alzheimer Nederland heeft op basis van internationaal onderzoek een lijst opgesteld van tien factoren die invloed hebben op de kans op dementie: hoge bloeddruk, overgewicht, alcohol, suikerziekte, roken, verhoogd cholesterol, ongezonde voeding, weinig bewegen, weinig nieuwe dingen leren en weinig sociale contacten (Christie e.a., 2022). Het is een bekend lijstje, want het zijn ook voor andere aandoeningen, als hart- en vaatziekten, bekende risicofactoren. Toch is er tot op heden weinig bewijs voor effectieve preventiemaatregelen. Zeker als die zich richten op maar één specifieke risicofactor. Er is wel bewijs voor een bescheiden effect van multifactoriële interventies, interventies die zich richten op meerdere risicofactoren voor dementie (Christie e.a., 2022).
Het ingewikkelde is dat juist leven met geldzorgen ondermijnend werkt voor effectieve preventie. Als we Ingrid, Polina en Mavis vragen hoe ze zich voorbereiden op een gezonde oude dag, kunnen ze zich daar eigenlijk geen voorstelling van maken. Het einde van de maand halen is al een hele opgave. Mullainathan en Shafir (2013) laten zien dat het maken van langetermijnplannen in het gedrang komt bij mensen die last hebben van schaarste. Ismail Jopek is als hulpverlener verbonden aan het Leefkringhuis in Amsterdam-Noord. Hij ziet dagelijks de stress van het gebrek aan bestaanszekerheid en verwoordt het als volgt: “Voor mensen voelt armoede als een huis dat in brand staat. Dat moet eerst opgelost worden. Dan komt er pas ademruimte om andere dingen aan te pakken.”
Zolang die stress niet is weggenomen, hebben al die wijze adviezen over minder roken en drinken, gezond eten, nieuwe dingen leren of het onderhouden van sociale contacten weinig effect. Jopek gelooft daarom heel erg in het wegnemen van stress. Een voorbeeld daarvan is de minima-polis die de gemeente Amsterdam aanbiedt in samenwerking met Zilveren Kruis. Daar zit een gespreide betaling vooraf in voor het eigen risico. Zo hoeven verzekerden niet opeens geld op te hoesten als ze een medische behandeling moeten ondergaan. Dat verdient navolging in het hele land. Helaas zijn er ook gemeenten die om te bezuinigen juist stoppen met een minima-polis, zoals de gemeente Breda.[1] Gratis openbaar vervoer voor ouderen met een minimuminkomen kan helpen om sociaal isolement te voorkomen. Een groep ouderen die vaak een inkomen heeft onder het bestaansminimum zijn ouderen met een migratiegeschiedenis. Als ze na hun 15e naar Nederland zijn gekomen, krijgen ze geen volledig AOW-pensioen (Algemene Ouderdomswet). Als ze geen aanvullende inkomsten hebben, kunnen ze een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) aanvragen, maar veel mensen weten dat niet of zijn bang dat ze het moeten terugbetalen (Smits e.a., 2021). In 2023 is een kleinschalige pilot uitgevoerd waarin de Sociale Verzekeringsbank (SVB) mogelijk AIO-gerechtigden actief benaderde op basis van gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) (SVB, 2023). De SVB geeft aan zich blijvend te willen inzetten om het niet-gebruik van de AIO-uitkering tegen te gaan.
Naast deze generieke maatregelen is ook veel maatwerk nodig om de stress van bestaanszekerheid weg te nemen. Mavis heeft een nicht die bij haar woont, omdat die anders op straat komt te staan. Ze is bang dat dit vanwege de kostendelersnorm gevolgen heeft voor haar uitkering. Jopek helpt haar. Zoals hij eerder ook Ingrid heeft geholpen door een nieuw matras te regelen toen het koudschuim matras niet bleek te volstaan. Dat zijn kleine daden die helpen de stress te verminderen. Deze daden kunnen niet alleen de sociaaleconomische gezondheidsverschillen verminderen, maar ook de druk op de zorg verlagen. Belangrijk is dat deze vorm van maatwerkondersteuning aan mensen in bestaansonzekerheid gefaciliteerd en gestimuleerd wordt. Een sterke sociale basis met voldoende laagdrempelige voorzieningen dichtbij huis is daarvoor een voorwaarde. De actuele onderhandelingen over het Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord bieden de kans voor extra investeringen in een dergelijk sterk vangnet in iedere gemeente, om zo het ontstaan van ziekten en de vraag naar zorg te verminderen. Dit akkoord moet een aanvulling worden op het Integraal Zorgakkoord. In de onderhandelingen worden ‘basisfunctionaliteiten’ binnen het sociaal domein besproken, een reeks functionaliteiten met een heldere definiëring en beschikbare middelen vanuit de rijksoverheid die in elke regio/gemeente moeten worden gerealiseerd.
Noten
- Kiezenvoor+houdbare+zorg_Mensen_middelen+en+maatschappelijk+draagvlak_WRRrapport+104 (1).pdf
- Bestaansonzekerheid kent ook andere definities. De RVS (2020) noemt bestaansonzekerheid een combinatie van onzekerheid over de financiën en inkomen, de huisvesting, de gezondheid, de mogelijkheden tot ontwikkeling en het sociale netwerk.
- https://bredanu.nl/nieuws/een-begroting-van-900-miljoen-breda-moet-investeren-en-bezuinigen