1081 Weergaven
36 Downloads
Lees verder

We hebben in Nederland veel benoemde en erkende crises, zoals de klimaatcrisis, de toeslagencrisis, de gascrisis, de huizencrisis. Inmiddels stevenen we ook af op een gezondheidszorgcrisis. We doen veel om ziekten te behandelen en mensenlevens te redden, maar lopen vast bij het zorgen voor mensen. En dat blijft niet zonder gevolgen. Toch blijft het verwonderlijk; waarom vinden we aandacht en waardering voor zorg en verpleging zo moeilijk? In haar boek ‘Zorg; een betere kijk op de mens’ (2022) vraagt ook journalist Lynn Berger zich dit af: “Zorg is wat de maatschappij iedere dag draaiende houdt. Zorg is wat mensen mensen maakt. Maar als zorg zo belangrijk is, waarom zorgen we er dan zo slecht voor?”

Omdat zorg steeds meer geld kost, wordt er al decennia flink aan voorzieningen gemorreld.
De laatste jaren ligt met name de zorg en hulp voor ouderen onder vuur. Zo hebben we te maken met de bijna afgeronde ontmanteling van (traditionele intramurale) verzorgingshuisplaatsen en een aanzienlijk tekort aan verpleeghuisplaatsen. Daar bovenop heeft minister Helder een stop afgekondigd op de bouw van extra verpleeghuizen en verpleeghuisplaatsen, onder het adagium van een toenemende zelfredzaamheid van ouderen en vanwege het oplopende tekort aan verpleegkundigen en verzorgenden. Mantelzorgers moeten nóg meer bijspringen. Daarnaast bestaan veel wachtlijsten voor medisch specialistische behandelingen en revalidatie. Deze wachtlijsten raken vele werkenden (patiënten en, mantelzorgers) én werkgevers. Mensen die wachten op een medische behandeling en mantelzorgers zijn immers minder in staat om ook nog volledig in het arbeidsproces mee te draaien.

Als we de zorg voor anderen steeds minder kunnen overlaten aan professionals, betekent het niet dat deze zorg niet nodig is. Bovendien raakt ook het potentieel aan mantelzorgers uitgeput. Al in de vorige eeuw constateerde het Sociaal Cultureel Planbureau dat 80% van alle zorg in Nederland wordt verleend door informele zorgverleners (mantelzorgers en vrijwilligers). Dat is nog steeds zo, maar nu met de helft minder mantelzorgers: per oudere 15 versus 30 in 1970. Per mantelzorger is de inzet dus aanzienlijk groter, in een tijd waarin ook hogere verwachtingen bestaan ten aanzien van participatie op de arbeidsmarkt. Dit stelt de hele samenleving voor een opgave die veel verder reikt dan de gezondheidszorg. Dat is ook de boodschap in het adviesrapport Anders leven en Zorgen (2022) van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Het gaat niet alleen om meer inzet van mantelzorgers. Het gaat om de manier waarop we in Nederland met elkaar de zorg voor elkaar vormgeven.

In dit themanummer wordt duidelijk dat we er met de inzet van meer mantelzorgers inderdaad niet zijn, zelfs als we genoeg mensen zouden hebben om informele zorg te verlenen. In veel situaties hebben ouderen complexe gezondheidsproblemen en is óók professionele zorg nodig, van verpleegkundigen en verzorgenden en van (para-)medici. Dat vraagt om samenwerking tussen formele (professionele) en informele (vrijwillige) zorgverleners. En daar loopt het vaak vast.

Uit ervaring weten we inmiddels dat dat samenspel niet vanzelf gaat, vaak zelfs lastig is. Hoeveel jaren hameren organisaties zoals MantelzorgNL, Vilans en Movisie hier al op? Hoeveel interventies en producten zijn er afgelopen decennium al niet ontwikkeld om het samenspel te bevorderen? Zorgorganisaties hebben nu de neiging om het probleem vooral op microniveau aan te pakken. Ze werken in allerijl aan de oprichting van ‘mantelzorgacademies’ om mantelzorgers de nodige verzorgende vaardigheden te leren, want  organisaties moeten tenslotte wel een goede kwaliteit van zorg kunnen garanderen. Daarnaast focussen ze op het verbeteren van communicatievaardigheden van medewerkers om de samenwerking te bevorderen. Echter, vooral in een intramurale setting stelt de inzet van mantelzorgers in het zorgproces ook eisen aan de werkprocessen. Daarmee is de noodzaak tot intensievere samenwerking ook op een ander niveau urgent geworden, want hoe wordt bijvoorbeeld de continuïteit van zorg gewaarborgd? Dit vereist een ander beleid op het gebied van professionele en informele zorg. Kiezen ze voor de kortste weg, door te blijven doen wat ze nu al doen, maar dan met familie die meer taken gaat uitvoeren in opdracht van de organisatie? Of gaat het roer om en kunnen familie en cliënt in overleg met professionals samen beslissen wat er nodig is? In dat geval stemmen ze met elkaar af wat familie en cliënt doen en hoe de professionals hen kunnen ondersteunen; ook intramuraal en zonder dwarsliggende regels en richtlijnen.

De auteurs van deze editie van Geron laten zien wat deze samenwerking lastig maakt. Samenwerking in de relatiedriehoek van de cliënt, (informele) vrijwillige zorgverleners en (formele) betaalde vakmensen draait om gelijkwaardige samenwerking vanuit ongelijke posities en met verschillende kennis, vaardigheden, wensen en opvattingen. Verschillen binnen teams van professionals en verschillen tussen mantelzorgers. Zo hechten sommige mensen (professionals en mantelzorgers) meer aan vaste structuren en afspraak-is-afspraak, terwijl anderen meer hechten aan flexibiliteit ten behoeve kwaliteit van leven. Bovendien hebben de mensen die in de relatiedriehoek met elkaar zijn verbonden te maken met organisaties, dus met hun regels, culturen, werkprocessen en structuren. De artikelen bieden handvatten om samenwerking in de relatiedriehoek vorm te geven in het dagelijks leven van bewoners: als de knelpunten boven water zijn, welke interventies zijn er dan zoal?

Met de artikelen rond dit thema beogen we lezers te helpen de samenwerking in de relatiedriehoek te verbeteren. Dat neemt niet weg dat we nog steeds afstevenen op een nieuwe crisis. Voor mij blijft de vraag of politici, zorgverzekeraars en bestuurders in de zorg zich voldoende realiseren dat we met de huidige koers, gericht op de inzet van mantelzorgers, afstevenen op een gezondheidszorgcrisis die de samenleving zal ontwrichten. Het roer moet om, maar wél met stuurmanskunst!