Lees verder
Met pensioen gaan is een belangrijke levensgebeurtenis waar veel bij komt kijken. Hoewel er relatief veel onderzoek is gedaan naar vrijetijdsbesteding en sociale participatie door gepensioneerden, is er veel minder bekend over hoe mensen die recent gepensioneerd zijn de plots toegenomen vrije tijd invullen. Deze bijdrage laat zien hoe maatschappelijke participatie en vrijetijdsbesteding veranderden in de overgang van werk naar pensioen.

Het tijdsperspectief tijdens het pensioen

De pensionering markeert de overgang van een leven met werk als structuur gevende activiteit naar een leven waarin het werk niet langer de hoofdrol speelt. Terwijl vroeger de pensioentijd vooral werd gezien als een periode van ‘verdiende rust na gedane arbeid’, wordt tegenwoordig vooral aandacht besteed aan de positieve kanten van actief zijn en blijven. De achterliggende gedachte is dat bezig blijven bijdraagt aan het gezond en tevreden ouder worden. Maatschappelijke betrokkenheid, bijvoorbeeld door deelname aan vrijwilligerswerk, wordt gezien als mogelijkheid tot zelfontplooiing, maar ook als middel tegen verveling en eenzaamheid.

Over de periode direct rond de pensionering is niet veel onderzoek gedaan. Een uitzondering vormt een studie van Ekerdt & Koss (2016) die middels kwalitatieve interviews een beeld probeerden te krijgen van hoe Amerikaanse ouderen omgaan met de invulling van de vrije tijd na pensionering als werk geen structuur meer geeft. ‘The task of time in retirement’ maakt duidelijk dat het voor veel van de ondervraagde Amerikaanse ouderen best een uitdaging was om een nieuwe invulling en structuur te ontwikkelen. Geldt dit ook in de Europese context? Om hierop zicht te krijgen, hebben de auteurs, Sarah Dury (VUB) en Hanna van Solinge (NIDI), een exploratieve studie uitgevoerd onder jonggepensioneerden in Vlaanderen. Doel van deze studie was om na te gaan of, en op welke wijze maatschappelijke participatie en vrijetijdsbesteding veranderden in de overgang van werk naar pensioen. Hierbij is specifiek aandacht besteed aan de vraag in hoeverre mensen na hun pensionering geheel nieuwe activiteiten beginnen, of vooral de activiteiten die ze voor hun pensionering deden intensiveren. Ook gingen de onderzoekers na of er verschillen zijn tussen mensen die bij aanvang van de pensionering grootouder zijn en diegenen die dat niet zijn.

 

Een kwalitatief onderzoek in Vlaanderen

Dit artikel is gebaseerd op kwalitatieve interviews bij 45 jonggepensioneerden in Vlaanderen. De geïnterviewden waren op het moment van de dataverzameling (begin 2018) één tot twee jaar geleden met pensioen gegaan. Bij de rekrutering van respondenten is een gelaagde doelgerichte steekproef toegepast teneinde zowel verschillen (zowel mannen als vrouwen, hoog- als laaggeschoolden, verschillen op vlak van beroep) als gelijkenissen (leeftijd en duur van de pensioentijd) te genereren in de respondentengroep. De respondenten werden bevraagd over hun ervaringen rondom de pensionering door een semigestructureerd interview bij de respondent thuis. De interviews duurden gemiddeld anderhalf uur. Onderwerpen die daarbij aan bod kwamen zijn: hoe wordt de pensionering ervaren, hoe heeft men zich voorbereid op de pensionering, in hoeverre zijn rollen en activiteiten veranderd sinds de pensionering?

De gemiddelde leeftijd bij interview was 63 jaar, en de gemiddelde leeftijd bij de aanvang van het pensioen was 61 jaar. Dit gemiddelde is in lijn met de landelijke cijfers met betrekking tot de gemiddelde leeftijd bij pensioneren in België, namelijk 61 jaar. Ondanks hervormingen, behoort België momenteel nog tot de landen met de laagste pensioensleeftijd binnen Europa (OESO, 2019). Van de respondenten was 30 man en 15 vrouw. Het merendeel was gehuwd (N=37). Twee respondenten hadden een LAT-relatie (Living Apart Together) en zes waren alleenstaand. Vele partners van de ondervraagde respondenten (N=24) waren nog niet gepensioneerd. Van de 45 respondenten was 30 grootouder ten tijde van het interview; 15 respondenten hadden (nog) geen kleinkinderen.

 

Op zoek naar een nieuwe structuur

Uit vrijwel alle interviews kwam naar voren dat de jonggepensioneerden het als de belangrijkste verworvenheid van de pensioentijd zien dat men soevereiniteit heeft over de eigen tijd. Men kan zelf bepalen wat men wel en niet doet. Dit wordt mooi omschreven door een man van 60 jaar die anderhalf jaar met pensioen is: “Een groot aspect dat erbij komt, is dat je er veel meer tijd voor hebt en dat je het helemaal anders kan inplannen. Wij gingen vroeger evenzeer weg, evenzeer wandelen, dat doen we nu ook, maar het is nu allemaal iets makkelijker geworden door het aspect tijd”. Dat neemt niet weg dat velen het als een uitdaging ervaren om een invulling te vinden na het wegvallen van het werk. Een veelgebruikte manier om dat te bewerkstelligen is door vaste en terugkerende activiteiten te plannen. Een 62-jarige vrouw die sinds 1 jaar op pensioen is, omschreef haar nieuwe routine als volgt: “Ik doe eigenlijk elke dag iets. Elke week is hetzelfde. Maandag om de 14 dagen fitness. Vrijdag ga ik voor de hele week shoppen. Het is vooral geconcentreerd in de ochtend alles wat ik buiten doe. Ik heb eerst nagedacht en dan beginnen sporten. Ik wil iets doen. Bewust denken ‘wat vind ik eigenlijk leuk om te doen?’ ‘s Morgens sta ik meestal vrij vroeg op, omdat ik moet gaan sporten.” Dagelijkse wandelingen, al dan niet met de hond, wordt door veel respondenten genoemd. Een andere respondent heeft als routine om wekelijks met vrienden af te spreken. “Elke maandagmiddag heb ik ook een afspraak met drie vrienden (…). Om 12 uur hebben wij een afspraak in een café en dan is dat drie kwartier, maximum een uur zitten we bij elkaar, dat is over de voetbal en politiek… dat is nu een vaste uitstap.” (Man, 63 jaar, 2 jaar gepensioneerd)

Vrijwel alle jonggepensioneerden geven aan het onverminderd druk te hebben. De meeste respondenten bouwen na hun pensionering voort op de bestaande maatschappelijke en vrijetijdsactiviteiten. Men intensiveert die, zoals deze 65-jarige man die anderhalf jaar op pensioen is: “Mijn vroegere hobbybesteding is vertienvoudigd. Zo kan je gerust mijn pensioen beschrijven in mijn geval…” Ook wordt er meer tijd besteed aan huishoudelijke taken, of worden deze meer over de week uitgesmeerd”Boodschappen doen, alle huishoudelijke taken. Karweitjes opknappen in huis of buiten. Het verschil met voordien, […] dan neem je daar meer tijd voor. Doe ik dat trager. Of ik spreid dat in de tijd.” (Man, 64 jaar & 2 jaar gepensioneerd)

Bij het merendeel is sprake van een hoge mate van continuïteit in het activiteitenpatroon. Geheel nieuwe activiteiten werden ontplooid door ongeveer een derde van de ondervraagden. Zo zijn er mensen vrijwilliger geworden bij een maatschappelijke organisatie of een geheel nieuwe uitdaging aangegaan in de vorm van gitaar- of naailes.

 

Tijdsbesteding van grootouders en niet-grootouders

Tijdens de interviews tekenden zich duidelijke verschillen af tussen respondenten met en zonder kleinkinderen. De grootouders richten zich massaal op de zorg en opvang van kleinkinderen: maar liefst 28 van de 30 grootouders zorgt voor kinderopvang. Bij de niet-grootouders ligt de focus meer op vrijwilligerswerk. Sommigen maken een ‘doorstart’ op de arbeidsmarkt. Men werkt bijvoorbeeld nog voor de oude werkgever, pakt een nieuwe job aan, of gaat meehelpen in het bedrijf van een familielid.

Over het algemeen doet men dit omdat men de leuke kanten van het werk niet wil laten schieten, of omdat men zinvol of nuttig bezig wil zijn. Een enkele jonggepensioneerde nam een nieuwe baan aan om louter financiële redenen. De niet-grootouders zien pensioen vaak als een nieuw begin. Een mogelijkheid om nieuwe activiteiten te ontwikkelen, of om zich deels ergens anders te vestigen: “We zijn heel vaak in Spanje. We hebben daar een appartement. We zijn daar bijna de helft van de tijd, of wat minder in Spanje.” (Vrouw, 67 jaar & anderhalf jaar gepensioneerd).

Opvallend is dat er bij de grootouders vooral sprake is van continuïteit in de tijdsbesteding rondom de pensioentransitie. Veel van de grootouders waren al voor hun pensioen op regelmatige basis betrokken bij de zorg voor en opvang van kleinkinderen. Na de pensionering wordt deze activiteit voortgezet en vaak uitgebreid. Was er nog geen sprake van zorg voor kleinkinderen, dan kan de pensionering een aanleiding zijn om dit aan te vangen. Het grootouderschap blijkt een belangrijke tijdsbesteding te zijn bij jonggepensioneerde ouderen in Vlaanderen: “Ik zorg nu voor mijn man en kleinkinderen. Dat is nu eigenlijk mijn job.” (Vrouw, 62 jaar & 2 jaar gepensioneerd). Dat levert zo nu en dan spanning op met het gevoel van soevereiniteit over de eigen tijd. Een 64-jarige vrouw (2 jaar gepensioneerd) zegt hierover: “Ik zou heel graag een huis huren in Spanje voor een hele maand. Maar mijn man wil dat niet door de kleinkinderen.”

Met betrekking tot de zorg voor anderen, zoals ouders, andere familieleden en/of buren werd zowel bij de grootouders als niet-grootouders door een derde van de respondenten de zorg op frequente wijze opgenomen. De zorg hield verscheidene taken in, zoals het doen van boodschappen, een bezoek brengen of vergezellen naar een doktersafspraak.

Kijken we naar de levenstevredenheid bij beide groepen jonggepensioneerden dan blijkt uit de interviews dat beide groepen ongeveer in gelijke mate tevreden zijn over hun leven. Bij de grootouder hangt levenstevredenheid vooral samen met kleinkinderen: “De kleinkinderen, da’s plezant! Dat is uw leven en dat bepaalt een groot stuk van ons leven. Eigenlijk zijn er twee dingen waarover ik mij bekommer, mijn gezondheid en mijn kleinkinderen.” (Man, 62 jaar & 2 jaar gepensioneerd).

Bij de niet-grootouders speelt wederom tijdssoevereiniteit een belangrijke rol: “De vrijheid die je hebt. Wil ik nu mijn sport stopzetten, dan doe ik dat en begin ik aan iets anders. Wil ik nu een fotografiecursus gaan volgen, dan moet ik misschien iets anders laten vallen. Maar dat is nu net die vrijheid die je nu hebt. De vrijheid om te doen wat je zelf wil. Ik hoef nu geen rekening met iets anders te houden.” (Vrouw, 61 jaar & 1 jaar gepensioneerd).

 

Conclusie

De kwalitatieve interviews onder 45 jonggepensioneerden in Vlaanderen geven een beeld van de veranderingen in de tijdsbesteding en structuur rondom de pensioentransitie. Het algemene beeld is dat jonggepensioneerden enige continuïteit voor zichzelf creëren door activiteiten uit te breiden en de banden aan te halen. Jonggepensioneerden verlenen meer en op frequentere basis instrumentele steun aan familie. Als belangrijkste verworvenheid van de pensioentijd ziet men de grotere soevereiniteit over persoonlijke betrokkenheid, activiteiten en tijdverdrijf.

Door de Vlaamse grootouders werd de tijd die vrijkwam door niet meer actief te zijn op de werkvloer voor een groot stuk gespendeerd aan de opvang van de kleinkinderen. Er is bij de grootouders sprake van een grote mate van continuïteit: men intensifieert de opvangactiviteiten die men reeds ondernam toen men nog werkte. Wat uit de interviews naar voren komt, is dat de grootouderrol een maatschappelijke rol is die sterk verankerd is binnen de Vlaamse samenleving. Ouders en hun volwassen kinderen wonen veelal op minder dan 15 tot 30 minuten van elkaar en er bestaan duidelijke sociale verwachtingen over de inzet van grootouders bij de zorg en opvang van kleinkinderen (Gezinsbond, 2016). Hoewel er in de meeste regio’s in Vlaanderen een uitgebreid aanbod aan formele kinderopvang bestaat, was het voor de grootouders een evidentie om die grootouderrol te intensifiëren nu ze eenmaal met pensioen waren. Daarnaast zijn de grootouders ook hun andere activiteiten blijven doen of hebben ze een nieuwe activiteit opgestart, zoals vrijwilligerswerk, het volgen van een cursus of sportactiviteit. Het opnemen van nieuwe activiteiten bleef echter beperkt, net zoals bij de kinderopvang, intensifieert men de activiteiten die men reeds deed. Bij niet-grootouders zien we een meer divers beeld. Zij kunnen niet terugvallen op de ‘standaardactiviteit’ van de kinderopvang en lijken meer te worstelen met het organiseren van hun tijd na de pensionering. Niet-grootouders zien hun pensioen vaker als een nieuwe start. In deze groep is het ondernemen van nieuwe activiteiten waarschijnlijker en het hernemen van of een nieuwe baan op de werkvloer komt vaker voor.

Dit onderzoek geeft een inzicht in hoe jonggepensioneerden in Vlaanderen de overgang van werk naar pensioen ervaren en hoe men daarbij omgaat met de invulling van de plots toegenomen tijd. De resultaten suggereren dat dit niet voor iedereen even soepel verloopt en dat er een spanning bestaat tussen (maatschappelijke) betrokkenheid en soevereiniteit. Vrijwel alle gepensioneerden zoeken naar wegen om actief en van betekenis te zijn, maar dat wel liefst met behoud van soevereiniteit over de eigen agenda.

Deze eerste resultaten bieden waardevolle inzichten, waar we op verder kunnen bouwen. In toekomstig onderzoek zou het bijvoorbeeld interessant zijn om te onderzoeken of, en op welke manier, maatschappelijke participatie een rol speelt bij het proces van aanpassing aan de pensionering. Ook de spanning tussen activiteit en soevereiniteit is een interessant onderwerp voor nadere studie.

Literatuurlijst

  1. Ekerdt, D.J., & Koss, C. (2016). The task of time in retirement. Ageing & Society, 36, 1295-1311.
  2. Gezinsbond (2016). E-dossier De Grote Grootouderbevraging. Studiedienst van de Gezinsbond. Geraadpleegd op 1 juli 2020, https://www.kindengezin.be/img/RapportonderzoekGezinsbond.pdf
  3. OESO (2019). Pensions at a Glance 2019: OECD and G20 Indicators, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/b6d3dcfc-en.