Lees verder
De verwachting is dat het aantal 65-plussers in Amsterdam tot 2040 zal toenemen met 70.000. Deze groei is van invloed op tal van beleidsterreinen. Het door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ontwikkelde model van Age Friendly City is goed bruikbaar om de verschillende, voor ouderen belangrijke, beleidsterreinen met elkaar te verbinden. Maar hoe werkt dat in de praktijk? Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling van levensloopbestendige routes waarbij het fysieke en sociale domein samenkomen.

Amsterdam Age Friendly City

De gemeente Amsterdam is sinds juli 2015 toegetreden tot het netwerk van Age Friendly Cities (AFC) van de WHO, mede ingegeven door de groei van het aantal ouderen. Deze groei is van invloed op tal van beleidsterreinen, zoals ook tot uitdrukking komt in het door de WHO ontwikkelde model van Age Friendly City. Dit model maakt voor ouderen relevante leefdomeinen inzichtelijk en is goed bruikbaar om de verschillende beleidsterreinen met elkaar te verbinden (zie figuur 1). En die verbinding is nodig.

De groei van het aantal ouderen vraagt om meer dan ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en/of goede zorg vanuit Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg. Amsterdam wil een inclusieve stad zijn. Dat betekent dat we als stad de randvoorwaarden creëren om zo lang mogelijk te kunnen blijven meedoen, ook al is de reikwijdte daarvan voor iedereen verschillend. Dat gaat over zorg en ondersteuning, maar ook over wonen, mobiliteit en participatie. Vooral kwetsbare Amsterdammers zijn daarbij een prioriteit.

artikel Osté figuur 1

 

 Figuur 1. Model van Age Friendly City van de Wereldgezondheidsorganisatie, 2007

 

Vanaf het moment van toetreding is, conform de werkwijze van de WHO, een aantal stappen doorlopen om te komen tot een actieplan. Er is veel informatie verzameld door en over ouderen, waarbij de acht domeinen van de WHO als uitgangspunt zijn gebruikt en er ook is geïnventariseerd wat de gemeente Amsterdam al doet voor ouderen. Op basis van al deze informatie is vervolgens het actieplan Age Friendly Amsterdam vastgesteld met daarin vier stedelijke actielijnen: dementie, eenzaamheid, ouderenhuisvesting en valpreventie. Het gaat om prioriteiten bovenop de reguliere inzet.

Naast de stedelijke actielijnen zijn er vier wijken geselecteerd waarin we met Amsterdammers en organisaties in de wijk de directe leefomgeving onderzoeken en aanpassingen doen om te komen tot een levensloopbestendige wijk. Dat leidde onder andere tot de ontwikkeling van een levensloopbestendige route in deze wijken, vormgegeven met ouderen. Het gaat daarbij om een langzame verkeersroute, soms een circuit, dat langs de belangrijkste functies in de buurt leidt. Zoals de winkel, de fysiopraktijk, de buurtkamer en het park.

Zorg en ruimte voor ouderen

De ontwikkeling van deze routes vindt zijn oorsprong in een studie “Zorg en ruimte voor ouderen”. Aanleiding voor de studie is dat in de toekomst veel meer ouderen en andere mensen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte zelfstandig thuis wonen. Behalve sociale consequenties heeft dit ook ruimtelijke gevolgen op verschillende schaalniveaus: woonomgeving, openbare ruimte, spreiding van voorzieningen, toename verkeersbewegingen en leegkomend zorgvastgoed. De studie richtte zich op de vraag welke ruimtelijke strategieën nodig zijn om Amsterdammers in staat te stellen langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Daartoe is een analyse uitgevoerd op het niveau van de stad en ontwerpend onderzoek in de vier geselecteerde wijken. Ontwerpend onderzoek is een onderzoeksmethode waarbij verschillende ideeën onderzocht en besproken worden met behulp van (ruimtelijke) ontwerpen.

Stedelijke analyse: waar?

De stedelijke analyse geeft antwoord op de vraag waar in de stad ruimtelijke strategieën gewenst zijn om te zorgen voor een levensloopbestendige stad. Deze analyse is gedaan op basis van vier indicatoren: toekomstige vergrijzing, sociaaleconomische status van de bevolking, het aanbod van zorgvoorzieningen in de directe omgeving en de mate van stedelijkheid. Door een vergelijking van deze indicatoren tussen de gebieden wordt duidelijk waar de urgentie het hoogst is; de zogenaamde aandachtsgebieden. Het zijn de gebieden waar twee of zelfs drie van de aspecten vergrijzing, sociaaleconomische status en zorgvoorzieningendichtheid aan de orde zijn. Vervolgens is in beeld gebracht in welke gebieden Amsterdam van plan is de komende jaren te gaan bouwen, zoals vastgelegd in de gemeentelijke ontwikkelstrategie Koers 2025 (zie figuur 2). Deze ontwikkellocaties zijn van belang omdat in deze gebieden sowieso al ruimtelijke ingrepen voorzien zijn. Als deze ontwikkellocaties (deels) overlappen met de aandachtsgebieden uit de stedelijke analyse, biedt dat kansen om bepaalde ontwerpprincipes daarin mee te nemen.

De kaart in figuur 2 geeft de aandachtsgebieden en ontwikkellocaties weer. De aandachtsgebieden met de grootste problematiek zijn met een dikke lijn omkaderd. Twee van deze aandachtsgebieden raken aan drie ontwikkellocaties! Dat zijn gebieden waar de problematiek het grootst is én waar al ruimtelijke ingrepen zijn gepland.

Buurtanalyses: wat?

De aandachtsgebieden zijn in beeld gebracht, maar daarmee nog niet welke strategieën bijdragen aan het vergroten van de levensloopbestendigheid van een buurt. Om hier meer zicht op te krijgen is in vier buurten ontwerpend onderzoek gedaan. Daarbij is gekozen voor buurten die verschillen wat betreft stedenbouwkundige opzet; tuindorp, strokenbouw en gesloten bouwblok. Met bewoners uit de buurt zijn verschillende schouwen georganiseerd om inzicht te krijgen waar ze (soms letterlijk) tegenaan lopen. Per schouw waren ongeveer vier oudere bewoners aanwezig die veelal via de gebiedsmakelaars werden geworven. Deze schouwen bestaan uit een georganiseerd overleg tussen professionals en bewoners in de buurt. Dat overleg vindt plaats voor, tijdens en na een wandeling langs een vastgestelde route in de buurt om de openbare ruimte te bekijken en te beoordelen. Resultaat hiervan is een overzicht van ruimtelijke aandachtspunten en strategieën die kunnen bijdragen aan de levensloopbestendige buurten. Soms blijken oplossingen echt maatwerk, terwijl andere ruimtelijke strategieën breed inzetbaar lijken en ook geschikt zijn voor andere buurten. De ruimtelijke strategieën en aandachtspunten zijn beschreven rond vier thema’s waarop ouderen functioneringsbeperkingen kunnen ondervinden: fysieke beperkingen, dementie, eenzaamheid en warmtegevoeligheid. Deze thema’s dienen als kapstok van de studie. De strategieën en aandachtspunten spelen ook in op de behoeften van vitale ouderen.
Bij fysieke beperkingen gaat het om nabijheid van (zorg)voorzieningen, beweging, toegankelijkheid en veiligheid. Voor dementie zijn het in beweging blijven en herkenningspunten in de buurt belangrijke aandachtspunten. Bij eenzaamheid gaat het om erbij horen, ontmoeten en sociale veiligheid. Bij warmtegevoeligheid zijn verkoeling en schaduwplekken van belang. Voor elk gebied heeft dat geleid tot een schets met ruimtelijke voorstellen. In figuur 3 is een voorbeeld van een dergelijke schets weergegeven.

Levensloopbestendige route

Vanwege de kosten is het niet haalbaar, en wellicht ook niet nodig, om àlle ruimtelijke ingrepen in de hele buurt te doen. Realistischer is een aantal samenhangende ingrepen in een buurt. Een van de aanbevelingen uit de studie was de ontwikkeling van een levensloopbestendige route. Een dergelijke route kan beschouwd worden als een circuit door de buurt en nodigt uit tot ontmoeten en bewegen. De route leidt langs relevante voorzieningen, woningen, verblijfsplekken en openbare vervoershaltes. Gedacht wordt aan brede, obstakelvrije stoepen, voldoende zit- en leungelegenheden en een toiletvoorziening. Het idee is om een koppeling te maken met het verbeteren van een parkentree, de toegankelijkheid van een OV-halte en een maatschappelijke zorgvoorziening. Na bestuurlijk akkoord en het vrijmaken van de benodigde middelen werd het mogelijk om deze aanbeveling daadwerkelijk uit te voeren en in drie gebieden ruimtelijke ingrepen uit te proberen en te evalueren met diverse gebruikers.

Placemaking als participatie methode

Hoewel al verschillende schouwen met bewoners waren uitgevoerd, werd om meerdere redenen besloten om een intensief participatietraject met bewoners in gang te zetten. Er waren nog veel vragen onbeantwoord. Wat zijn bijvoorbeeld voor bewoners relevante plekken om naar toe te gaan en welke barrières ervaren mensen daarbij? Het ging ons niet meer alleen om de ruimtelijke aspecten, maar vooral ook om te achterhalen welke voorzieningen en plekken in de openbare ruimte voor bewoners als belangrijk worden ervaren. Een omgevingspsycholoog werd aangetrokken om het participatietraject te begeleiden, daarbij gebruikmakend van de methode Placemaking: een methode om met bewoners of gebruikers te werken aan de verbetering van de openbare ruimte (zie Project for Public Spaces).

Per gebied werden meerdere bijeenkomsten georganiseerd met (oudere) Amsterdammers om zo de betekenis van routes en plekken in de openbare ruimte te achterhalen en door hen te laten scoren. Er werden gezamenlijk prioriteiten gesteld en ruimtelijke voorstellen gedaan die vervolgens door een ruimtelijk ontwerper werden uitgewerkt. De uitgewerkte voorstellen kwamen terug op een volgende bijeenkomst met bewoners en werden waar nodig aangepast. Het traject leidde per gebied tot een samenhangend pakket aan maatregelen in de openbare ruimte, gericht op mobiliteit, toegankelijkheid en ontmoeting. Ingrepen varieerden nogal. Een greep uit de maatregelen: gelijkvloerse oversteekpunten, betere markering tussen voet- en fietspad, uitvlakken van hellingbanen, het opknappen van parkentrees, aanpassing oversteektijd verkeerslichten, het toevoegen van rust- en verblijfplekken op voor ouderen relevante plekken, herinrichting van pleinen. Begin 2019 zijn alle ‘routes’ feestelijk geopend.

Werkt het ook?

De ruimtelijke ingrepen worden geëvalueerd door de Hogeschool van Amsterdam en de Vrije Universiteit en zijn in juni 2019 afgerond. Tegelijkertijd is al een aantal noties te plaatsen over het doorlopen traject en welke vervolgstappen we voor ons zien.

Om met dat laatste te beginnen. Het is onhaalbaar om dergelijke ingrepen nu gelijk over de hele stad uit te rollen. Het is kostbaar, maar vraagt ook om maatwerk en de ingrepen komen idealiter tot stand in nadrukkelijk overleg met bewoners. Het is dus van belang dat de opgedane ontwerpprincipes bredere bekendheid krijgen onder ontwerpers van de openbare ruimte. Daar waar de stad ontwikkelt, kunnen deze principes dan gelijk in het ontwerp worden meegenomen. De stad kent verschillende handreikingen en checklists voor de inrichting van de openbare ruimte. Daarin moeten deze ontwerpprincipes worden meegenomen. Niet als vaststaand gegeven, maar als uitgangspunten die nader met bewoners moeten worden ingevuld. Er wordt gewerkt aan verschillende kanalen om de inzichten te delen; zo is er een korte film in ontwikkeling en een folder beschikbaar.

Een andere notie gaat over het participatietraject. Door nadrukkelijk het perspectief van bewoners te kiezen, hebben we ingrepen gedaan die zoveel mogelijk aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners, rekening houdend met verschillende belangen. Maar het perspectief vanuit bewoners leidde tot nog een ander interessant gegeven, namelijk de noodzaak de verschillende terreinen te verbinden. Wellicht niet verrassend, maar in de praktijk niet altijd eenvoudig te realiseren. Het gebruik van de openbare ruimte is simpelweg niet los te zien van zaken als waar mensen wonen, hun boodschappen doen, willen oversteken, welke wijkvoorzieningen ze gebruiken en waar ze graag recreëren. Alleen al voor deze aspecten heb je binnen de gemeente te maken met de Diensten Wonen, Verkeer & Openbare Ruimte, Ruimte & Duurzaamheid, Sociaal Domein/Wmo, het stadsdeel, Onderhoud en Beheer en het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam.

Eigenlijk beslaat het een heel aantal van de domeinen die in het WHO-model zijn opgenomen. Niet dat we daar op voorhand op hebben gestuurd, maar het geeft goed weer wat de reikwijdte is van de opgave van langer thuis. Het model van de WHO en alle kennis die eraan vastzit, maakt dit niet alleen goed inzichtelijk maar biedt ook een mooi kader om systematisch naar de stad te kijken.

Literatuurlijst

  1. Gemeente Amsterdam (2016) Zorg en ruimte voor ouderen. Ruimtelijke strategieën voor levensloopbestendige buurten. Amsterdam: gemeente Amsterdam.
  2. WHO. (2007). Global Age-friendly cities; a guide. Geneva: World Health Organization.