Om wie ik liefheb heb ik mij onteigend
en strekte ik mij tot een stille straat
waardoor je eerst verkennend loopt te pronken
en later lachend met je liefste gaat.
Om wie ik liefheb werd ik als een stad
vol warme huizen, toegedekt met dekens
van mist en uitgerold verkeersgeruis
je kamt je haar aan mijn verlichte vensters.
Om wie ik liefheb geur ik als een vrouw
die wit van bloemen uit haar bruidsgraf rijst
en zwart van bloed dwaalt onder de lantarens
tot echo van haar roep de weerhaan wekt.
Om wie ik liefheb heb ik mij onteigend
brak ik de huizen en de goden af
en branden bloed en tranen als salpeter
de argusogen dicht waarmee ik spied.
Om wie ik liefheb heb ik niet meer lief
om wie ik liefheb tast ik nu, een blinde
de wolken af en zweeg ik als een zwaan
tot dit moment van wanhoop en van afstand.
Om wie ik liefheb is dit al zo veel
dat ik mezelf adieu wuif met een glimlach
terwijl een hart een hart als klokken bonst
tegen een hemel zonder sprank geloof.
Hans Warren
Uit de bundel SAÏD (1957), overgenomen uit ‘Dit is werkelijk voor jou geschreven
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam,1982