Kernwoorden:


303 Weergaven
0 Downloads
Lees verder
Online agressie of het bewust kwetsen van anderen online is een fenomeen dat vooral onderzocht wordt bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Maar sociale mediagebruikers vinden we niet alleen in deze leeftijdsgroepen, ook midden- en laatvolwassenen zijn in steeds grotere getale online, en gebruiken diverse toepassingen steeds frequenter. Net als bij de jongere generaties loopt het weleens bewust mis. Op basis van een wetenschappelijke studie onder 2000 Belgische volwassenen tussen 18 en 79 jaar, brengt dit artikel in kaart hoe groot het aandeel is van volwassenen die zich online agressief gedragen en waarom volwassenen online agressief zijn.

Wat is online agressie?

Recente cijfers onder Belgische volwassenen tonen aan dat gemiddeld 84% van de volwassenen dagelijks minstens één chatdienst (bijvoorbeeld WhatsApp) of sociaal mediaplatform (bijvoorbeeld Facebook of Instagram) gebruikt, met de hoogste percentages onder jongvolwassenen (98%) en de laagste onder volwassenen ouder dan 75 (47%) (De Marez e.a., 2023). Via deze toepassingen kunnen ze sociale contacten onderhouden met familie en vrienden, maar ook nieuwe vriendschappen ontwikkelen. Maar net zoals bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen, zijn er aanwijzingen dat sommige interacties als negatief worden ervaren. Online agressie, ook vaak cyberagressie genoemd, kan worden gedefinieerd als ‘het opzettelijk toebrengen van schade via ICT aan een persoon of een groep personen die dergelijke handelingen als beledigend, denigrerend, schadelijk of ongewenst ervaart’ (Grigg, 2010, p.152). Voorbeelden van online agressief gedrag zijn kwetsende dingen online zetten tegen iemand of over iemand (bijvoorbeeld roddels) of iemand bewust uitsluiten uit een online groep (bijvoorbeeld iemand niet toelaten tot een chatgroep). Onderzoek naar online agressie bij midden- en laatvolwassenen is schaars, de inzichten die we hebben over dit gedrag komen uit empirische studies bij kinderen, jongeren en (universiteits)studenten. Online agressie kan worden beschouwd als een bedreiging voor de volksgezondheid, gezien de schadelijke gevolgen voor degenen die worden aangevallen, waaronder problemen met de geestelijke gezondheid en het welzijn. Onderzoekers, autoriteiten en andere instanties hebben gewezen op de dringende noodzaak om dit soort gedrag te voorkomen en te verminderen. Het begrijpen van leeftijdsverschillen in de graad van voorkomen van online agressief gedrag en verklaringen voor dit gedrag kan het onderzoeksveld naar online agressie vooruithelpen, omdat het inzichten zal opleveren over de generaliseerbaarheid van theoretische en empirische bevindingen die, tot nu toe, voornamelijk zijn getest onder specifieke leeftijdsgroepen, bijvoorbeeld jongvolwassenen.

Online agressie onderzoeken

Om deze redenen werd een online vragenlijst afgenomen bij 2000 Belgische volwassenen tussen 18 en 79 (gemiddelde leeftijd = 49.89, standaardafwijking = 16.93; 53.9% vrouwen). Deze brede leeftijdsgroep werd onderverdeeld in zes leeftijdscohorten (zie Tabel 1) op basis van de leeftijdscohortclassificatie gedefinieerd door Wang e.a. (2019). In de vragenlijst werd gevraagd naar ervaringen met online agressie als dader en slachtoffer. Meer precies gaven respondenten voor elf kwetsende online gedragingen aan hoe frequent ze deze recent (in de voorbije drie maanden) zelf hadden uitgevoerd (frequentie daderschap) of er het slachtoffer van waren (frequentie slachtofferschap). Verder werden een aantal mogelijke determinanten van daderschap bevraagd, zoals de attitude ten aanzien van online agressie en overtuigingen die immoreel gedrag online goedkeuren. Deze overtuigingen, in het Engels ‘moral disengagement strategies’ genoemd, werden gedefinieerd door Albert Bandura (1999), hij maakte een onderscheid tussen vier soorten strategieën. Een eerste soort strategie is morele rechtvaardiging (‘moral justification’) of het gedrag zo herdefiniëren dat het niet meer als immoreel wordt gezien. Een voorbeeld in de online context is het goedpraten van kwetsend gedrag door te verwijzen naar een hoger doel, bijvoorbeeld om iemand uit je eigen groep te beschermen. Een tweede soort strategie is de spreiding van verantwoordelijkheid (‘diffusion of responsibility’) of het minimaliseren van je eigen rol bij het kwetsen. Je eigen online kwetsend gedrag is ‘niet zo erg’ want ‘iedereen doet het’. Een derde soort strategie is het vervormen van de gevolgen (‘distortion of consequences’) of het minimaliseren van de gevolgen die voortvloeien uit het schadelijke gedrag. Je zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat het gedrag ‘maar’ op het internet plaatsvindt en dat er toch niets ernstig gebeurt met de persoon die je online kwetst. Een laatste soort strategie is het toekennen van schuld aan het doelwit (‘attribution of blame’). Een voorbeeld in de online context is het slachtoffer de schuld geven voor het ongevraagd delen van een seksueel getinte foto door anderen op basis van de overtuiging ‘dan had je die foto in de eerste plaats maar niet moeten delen met iemand’. Deze determinanten werden geselecteerd op basis van voorgaand onderzoek bij jongere generaties, het was dus nog niet bekend of deze determinanten ook daderschap van online agressie kunnen verklaren bij midden- en laatvolwassenen.

Bevindingen onderzoek bij volwassenen tussen 18 en 79

Daderschap en slachtofferschap per leeftijdsgroep

Het onderzoek leidde tot een aantal bevindingen. Ten eerste is het aandeel daders/slachtoffers in elke leeftijdsgroep verschillend, maar voor alle leeftijdsgroepen geldt dat een aanzienlijk deel van deze populatie recent ervaring heeft gehad met online agressie als dader en/of slachtoffer, zie Tabel 1. Wat betreft het daderschap van online agressie: ongeveer 6 op 10 jongvolwassenen (18-25) gaf toe recent online agressie te hebben vertoond. Het aandeel daders neemt af naarmate de leeftijd stijgt, maar ook onder de oudste leeftijdsgroep (66+) gaven respondenten aan recent online agressief te zijn geweest, ongeveer 1 op 5 laatvolwassenen. Voor slachtofferschap toonden de cijfers een gelijkaardig patroon.

Tabel 1. Overzicht van het percentage daders/ slachtoffers (minstens één keer in de afgelopen drie maanden dader of slachtoffer)

Leeftijdscategorie (Aantal respondenten)DaderSlachtoffer
18-25 (N = 238, 11.9%)60.1%54.6%
26-35 (N = 286, 14.3%)46.9%39.2%
36-45 (N = 226, 11.3%)32.7%36.3%
46-55 (N = 277, 13.9%)22.1%33.2%
56-65 (N = 603, 30.2%)29.9%32%
66+ (N = 370, 18.5%)22.7%26.8%

Verklaringen voor daderschap

Naast het in kaart brengen van de graad van voorkomen van online agressie had deze studie als doel het zoeken naar verklaringen voor daderschap. Voor elke leeftijdsgroep werd getest of daderschap voorspeld kon worden op basis van slachtofferschap, de attitude ten aanzien van online agressie en de vier overtuigingen die immoreel gedrag online goedkeuren. De resultaten toonden, opnieuw, verschillen aan tussen de leeftijdsgroepen, maar ook gelijkenissen. Voor alle leeftijdsgroepen was slachtofferschap een significante voorspeller van daderschap: hoe vaker iemand recent slachtoffer is geweest van online agressie, hoe vaker iemand zelf ook online agressief gedrag vertoont. De attitude ten aanzien van online agressie was enkel een significante voorspeller voor daderschap in de leeftijdsgroepen 18-25 en 66+: hoe positiever de attitude ten aanzien van online agressie, hoe hoger de frequentie van online agressie in de afgelopen drie maanden.

Ook voor de vier soorten strategieën om immoreel gedrag goed te praten, werden leeftijdsverschillen gevonden. Deze strategieën verklaarden daderschap niet bij de lagere leeftijdsgroepen: 18-25, 26-35, 36-45 (en 66+). Bij deze leeftijdsgroepen was er dus geen verband tussen sterk geloven in deze overtuigingen en de daderschapsfrequentie. Een verband tussen (enkele van deze soorten) strategieën en de frequentie van daderschap werd wel gevonden in de leeftijdsgroepen 46-55 en 56-65. Voor de leeftijdsgroep 46-55 werd een verband aangetoond tussen het vervormen van de gevolgen en de frequentie van daderschap: hoe sterker iemand de gevolgen van online agressie minimaliseert, hoe vaker iemand recent dader is geweest van online agressie. Voor de leeftijdsgroep 56-65 werd dan weer een verband gevonden tussen morele rechtvaardiging en daderschapsfrequentie: hoe sterker iemand online agressief gedrag herdefinieert zodat het niet meer als immoreel wordt gezien, door bijvoorbeeld te verwijzen naar een hoger doel, hoe vaker iemand recent dader is geweest van online agressie. Bij deze leeftijdsgroep was er ook een verband tussen het toekennen van schuld aan het doelwit (‘victim blaming’) en de frequentie van daderschap: hoe sterker iemand overtuigd is dat het slachtoffer online agressie aan zichzelf heeft te danken, hoe vaker iemand recent dader is geweest van online agressie. In geen enkele leeftijdsgroep was de strategie ‘verspreiding van verantwoordelijkheid’ een significante voorspeller voor de frequentie daderschap.

Nood aan differentiatie

Uit de resultaten van het onderzoek kunnen we concluderen dat online agressie of het bewust online kwetsen van anderen voorkomt bij volwassenen van alle leeftijden, inclusief midden- en laatvolwassenen. Op basis van de resultaten is het duidelijk geworden dat onderzoekers en praktijkmensen die online agressie willen begrijpen en verminderen, volwassenen niet als één groep kunnen behandelen. Als onderzoekers online agressief gedrag willen begrijpen, moeten er aparte statistische modellen worden berekend voor verschillende leeftijds-cohorten van volwassenen. Daarnaast zijn campagnes op maat nodig voor verschillende leeftijdsgroepen voor effectieve interventies. Als interventies, bijvoorbeeld, overtuigingen die online agressief gedrag goedpraten willen veranderen, moeten ze zich richten op verschillende soorten overtuigingen in verschillende leeftijdsgroepen.

Een beperking van deze studie is dat slechts een aantal mogelijke verklaringen voor daderschap onderzocht werd en deze selectie gebeurde op basis van voorgaand onderzoek bij kinderen, adolescenten en voornamelijk universiteitspopulaties (jongvolwassenen). Vervolgonderzoek zou andere mogelijke determinanten van online agressie kunnen onderzoeken door, bijvoorbeeld, verder te bouwen op onderzoek rond offline vormen van agressie bij ouderen, of door online agressie te koppelen aan aspecten die typisch zijn voor ‘ouder worden’. Denk hierbij, bijvoorbeeld, aan frustraties door beperkte mobiliteit, beperkte interpersoonlijke interacties, verminderde gezondheid en financiële druk die misschien worden ‘afgereageerd’ online of controle- en statusverlies waarbij online agressie misschien een manier is om terug ‘macht’ te ervaren.


Dit artikel is gebaseerd op een Engelstalige publicatie van dezelfde auteurs in het wetenschappelijk tijdschrift ‘Deviant Behavior’ en is voor iedereen toegankelijk via https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/01639625.2024.2334872

Literatuurlijst

  1. Bandura, A. (1999). Moral disengagement in the perpetration of inhumanities. Personality and Social Psychology Review, 3(3), 193–209. https://doi.org/10.1207/s15327957pspr0303_3
  2. De Marez, L., Sevenhant, R., Denecker, F., Georges, A., Wuyts, G., & Schuurman, D. (2023). Imec Digimeter 2023: Digitale trends in Vlaanderen. Imec.be. Geraadpleegd op 24 juni 2024, via https://www.imec.be/sites/default/files/2023-03/imec_digimeter_2022.pdf
  3. Grigg, D.W. (2010). Cyber-aggression: Definition and concept of cyberbullying. Australian Journal of Guidance and Counselling, 20(2), pp. 143–56. http://doi.org/10.1375/ajgc.20.2.143
  4. Wang, M.-J., Yogeeswaran, K., Andrews, N.P., Hawi, D.R. & Sibley, C.G. (2019). How common is cyberbullying among adults? Exploring gender, ethnic, and age differences in the prevalence of cyberbullying. Cyberpsychology, Behavior and Social Networking 22(11), 736–41. https://doi.org/10.1089/cyber.2019.0146