1670 Weergaven
2 Downloads
Lees verder
Vitaliteit is zo’n woord dat niet meer weg te denken valt uit onze moderne samenleving. Het heeft reminiscenties met jong zijn, bruisen van levenslust, erop uit trekken, gezond zijn. In de literatuur van de laatste jaren rond ouderen en ouderdom komen we het woord/begrip ook steeds vaker tegen. De grotere aandacht voor dit thema hangt ongetwijfeld samen met de grote transities die zich in de zorg hebben voltrokken. Het past in het idee van de participatiesamenleving, die in plaats van de verzorgingsstaat gekomen is. Het is van het grootste belang dat je zelf de regie over zorg en welzijn in handen houdt. Dat doe je niet zomaar vanzelf. Daarvoor moet je vitaal zijn en zo mogelijk niet afhankelijk van derden. In dit nummer van Geron gaan we op zoek naar de betekenis van het begrip vitaliteit bij het ouder worden. We sluiten daarvoor aan bij de definitie van Westendorp en Schalkwijk uit 2014, die vitaliteit als volgt definiëren: ‘het vermogen van een persoon om doelen te stellen die passen bij de leefsituatie en het vermogen om die doelen te realiseren’. We maken hieruit op, dat vitaliteit gerelateerd is aan welbevinden, lichamelijke factoren en persoonlijke kenmerken, zoals motivatie en energie. Maar daarnaast zijn ook nog andere factoren van belang zoals sociale relaties die mensen vitaal en levenskrachtig kunnen houden. Ook materiële zaken zoals geldelijke middelen en een goede woonomgeving kunnen een steentje bijdragen. Zij benadrukken het dynamische karakter van het begrip. Het vraagt om een continue balanceren tussen wat mogelijk of haalbaar is en de beperkingen en onmogelijkheden in de praktijk.

Lex van Delden gaat in zijn artikel Vitaliteit als wetenschappelijk construct dieper in op de paradox die bestaat tussen professionals en ouderen als het gaat om het duiden van het begrip vitaliteit. De professional benadert het ouder worden vooral uit het perspectief van uit het afnemen van de gezondheid, terwijl de oudere zelf in staat is om achteruitgang in gezondheid en functie te compenseren. De oudere past zich aan aan de veranderde situatie en waardeert zijn vitaliteit vanuit deze verandering als positief. Hij besluit zijn artikel met de opmerking, dat het in gesprek gaan met ouderen de beste manier is om er achter te komen, wat vitaliteit inhoudt voor ouderen zelf.

Leden van het Ouderenberaad Zorg en Welzijn Zuid-Holland Noord, ondersteund door Margaret von Faber van de Leidse Hogeschool, polsten  als co-researchers de mening van 100 ouderen over vitaliteit en langer zelfstandig wonen. De uitkomst: gezond blijven, regie houden, behoud van sociale relaties en facilitering van geschikte woonvormen blijken hierbij van goot belang te zijn. Deze uitkomst bevestigt tevens dat vitaliteit opgevat moet worden in de zin van de bovengenoemde definitie van Westendorp en Schalkwijk.

Dat vitaal zijn/blijven van ouderen wel degelijk te maken heeft met het in voldoende mate bewegen, maakt Marijke Hopman-Rock duidelijk in haar artikel Bewegen en vitaliteit bij ouderen. Zij drukt het als volgt uit: Voor ouderen boven de 65 jaar geldt dat alles wat men meer gaat bewegen dan men eerder deed al goed is.

In dit verband laat Ingrid Peeters, die onder andere voorzitter is van de commissie sport en bewegen van de Vlaamse Ouderenraad, een aantal mogelijkheden zien.

 

Foto cover Geron 2019-1: Claudia Kamergorodski in: ‘100 % leven. Levenslessen van honderdplussers’ (2018) van Yvonne Witter. Amsterdam: Uitgeverij SWP.